Loop ik met buurvrouw en -hond in het hondenparkje, ziet mevrouw een haas. En ervandoor als zodanig.
Eerst een aantal rondes door de paardenwei tot die haas daar uit weet te ontsnappen en vervolgens door de weides ernaast en uit het zicht verdwenen achter de boerderijen. En daar loopt een gevaarlijke weg, met aan de andere kant de plas.
Dus buurvrouw een kant op en ik in de richting van de weg.
Daar dacht ik haar te horen blaffen achter de bosjes langs de plas. Daar stond een meneer met zijn hond en die vroeg ik of hij een klein bruin hondje had gezien. Jawel bij de surfwinkel. Turend met mijn slechte ogen in die aangegeven richting, zag ik daar een bruinachtig dier, dus ik begon te roepen. En dat dier begon te blaffen. Ze roept me, dacht ik, dus ik sprintte die kant op. Muts af, das af, handschoenen uit. Ik bleef roepen, hond bleef blaffen en net terwijl ik dacht opgelucht te kunnen ademhalen, bleek het hier om een klein uitgevallen ducktoller te gaan. Die kwam wel blij op me af gerend, maar bleek bij de surfwinkel te horen. De eigenares leek dit een goed moment om eens wat dieper door te vragen naar het wat en hoe, maar dat moest wat mij betreft voor een volgende keer zijn.
Terug gesprint en eenmaal de weg weer over, zag ik haar in de verte op het pad zitten in het hondenpark. Gewoon te zitten. Buurvrouw was eerder bij haar dan ik en lijnde haar aan. Zij wist te vertellen dat ze Yuna geprobeerd had te lokken, maar dat die niet wilde komen. En dat terwijl ze deze buurvrouw en haar hondje zowat verafgoodt. Ze liet zich niet pakken of verleiden met een koekje.
Met weke knieën en dito hart naar huis met de bandiet, (de mentale plaatjes van een eens hevig geliefd, aan de weg verloren klein rood hondje, gelukkig vervagend) die smerige modderpootjes werden met dankbaarheid voor lief genomen.
Zij ligt nu lekker te slapen natuurlijk.
