Ik hoor dat er mensen uit een auto stappen maar zie door de bomen nog niets. Voor de zekerheid roep ik Orpa, die wil nog wel eens blaffen als er honden uit een auto komen. Orpa komt netjes, ik lijn haar aan en Rinne Roos huppelt voor me uit.
Op de parkeerplaats staan twee mannen. Eén is van de boswachterij, de andere is in het donkerblauw. De blauwe zegt iets over dat hij van de politie is, maar hij heeft een gewone werkbroek aan. Hij spreekt me aan: of ik wel weet dat mijn honden onder appèl horen te staan?
Domme vraag en bovendien ken ik deze opzichter en hij mij: ik loop er elke dag en hij groet me altijd. Dus ja, ik weet dat. Hoezo?
Welnu, de honden horen op de paden te lopen en dat deed Rinne Roos dus niet. Die scharrelde wat in de struiken omdat ze altijd even drinkt voor we weggaan.
Of ik wel weet wat appèl is?
Ik begrijp het probleem niet, dus ik zeg: Ja, natuurlijk weet ik wat appèl is. En als ik ze roep komen ze ook, dus wat is het probleem dan?
Welnu. Rinne Roos bleek naar de heren te zijn toegelopen.
Ja, en?
Dat blijkt niet de bedoeling te zijn.
Ik ben oprecht verbaasd: ze dééd toch niets?
Nee, maar stel dat ze bang waren geweest?
Tja.
Ik weet dat Rinne Roos dan afstand houdt, want dat soort dingen ziet ze en ze is veel te gevoelig om dan dichtbij te durven komen, en dat is exact de reden dat ik haar gewoon laat lopen, maar dat argument houd ik maar voor me.
Ze willen weten wat ik te zeggen heb.
Ja, moet ik iets zeggen? Ik heb de indruk dat zij dat al hebben gedaan, maar ik houd me in en vraag nogmaals wat ze nu verwachten dat ik zeg.
Nou, zegt de blauwe man, ik spreek u dus aan.
Want er lopen hier ook mensen die bang zijn voor honden.
Ik zeg dat ik ze in zo'n geval aanlijn omdat ik dat van verre zie, en dat ik het bovendien wat vreemd vind om in een losloopgebied te wandelen als je bang bent voor honden, maar dat vindt hij de zaak omdraaien. En hij zegt nogmaals dat hij mij dus aanspreekt.
Ja, dat hoor ik, en dus leg ik uit dat ik de honden roep als ik mensen tegenkom, dat ze dan komen, dat ik zie of mensen bang zijn en dat ik ze in dat geval meteen aanlijn, en dat Rinne Roos alleen van het pad afgaat om te poepen. En jagen doen ze ook al niet, omdat ik ze dat heb afgeleerd, en dat zie je ook wel eens anders.
De boswachter knikt wat, maar de blauwe man niet.
Maar, zegt die, die hond staat dus niet onder appèl. En hij geeft me heus geen bekeuring, maar die hond staat dus niet onder appèl.
Natuurlijk wel, zeg ik.
Nee, zegt hij, want hij sprong tegen me op. Wat nou als ik een witte broek aan had gehad?
Nou wéét ik dat Rinne Roos dat niet doet als iemand geen uitnodigende houding heeft, want ze is erg gevoelig en voorzichtig en als iemand vijandigheid uitstraalt blijft ze op afstand, maar dat zeg ik niet, want dat geeft geheid nog meer meningsverschil.
Ik zeg dus:
Tja, in dat geval was ik dus te laat.
Maar nogmaals: ze staan prima onder appèl, want als ik roep, wat ik dus niet deed, dan komen ze wel degelijk. Alleen was ik dus te laat blijkbaar.
De blauwe meneer wist al van te voren dat wij het niet eens zouden worden, vertelt hij mij.
En de boswachter zegt dat ie allang blij is dat ik ze hier loslaat en niet ergens anders. omdat het hier dus mag.
En dan stap ik dus in.
En nu vraag ik me af: ben ik nou gek??


