De oorsprong van het ras is nog steeds niet helemaal bekend, maar wat we wel weten is dat ze als primitieve hond bijna niet vastlagen en vrij konden rondlopen en zich konden voortplanten. In de late 18e eeuw, toen de eerste geografische studies van het hoge noorden werden gemaakt, schreef prins Shirinsky-Shikhmatov "Researchers of the north, of course, could not overlook northern dog; they could not disagree with hard fact that presence of this dog makes life of northern people possible."
Het is ergens vreemd te noemen dat er zo weinig aandacht werd besteed aan de beschrijving van de noordelijke hondenrassen, hun voorouderlijk type blijft daardoor nagenoeg obscuur. Er zijn evenveel laika types als etnische minderheden, elk heeft zijn eigen unieke kenmerken en dat er ondering verschil is is onweerlegbaar. In 1877 schreef meneer Maak in opdracht van de Russian Geographic Society “I saw dog of very typical appearance and very common in Siberia, which was fox-like”.
In 1896, bracht V. L Seroshevsky een boek uit dat honden van de yakuts omschreef en plaatste ze in twee groepen: 1. jacht- en waakhond 2. maritieme sledehond. Hij schreef, “even most poor Yakut having no other animals, has at least one dog”.
(vrij vertaald uit wikipedia.org)



