Border collie

Algemeen
De border collie is generaties lang geselecteerd op het hoeden en drijven van schapen in nauwe samenwerking met de schaapherder. Van origine stamt deze hond uit de grensstreek tussen Schotland en Engeland, de zogenaamde ‘borders’, vandaar ook de naam border collie. Eeuwenlang wordt de hond al voor dit werk gebruikt. De oudste beschrijving van de border collie stamt uit 1570. Een goede border collie heeft een aangeboren aanleg om schapen bij elkaar te drijven. Hij doet dit door een omtrekkende beweging rond de kudde te maken zonder te blaffen. Met zijn typische gedoken sluiphouding en dwingende blik controleert hij de kudde en brengt ze daar waar de herder wil. Het is de taak van de handler om dit aangeboren gedrag in de juiste banen te leiden zodat de hond via commando’s te sturen is.
Tegenwoordig is de border collie over de gehele wereld te vinden waar met schapen wordt gewerkt. Vooral op onbegaanbaar terrein in de bergen is het verzamelen van schapen onmogelijk zonder border collie. Zijn werklust is befaamd. Het is geen uitzondering dat de hond afstanden van meer dan 50 kilometer per dag aflegt.
Naast schapen kan een Border Collie ook runderen, paarden en kleinvee als ganzen en eenden drijven. In Groot-Brittannië heeft men, evenals in Nederland, de intelligentie en werklust van dit ras ook weten te waarderen bij andere vormen van hondensport, zoals bijv. Obedience, Agility (behendigheid), Flyball en Doggydancing
Rasstandaard
Karakter: De Border Collie mag niet zenuwachtig, noch agressief zijn, maar levendig, oplettend, scherp reagerend en intelligent. De Border Collie is naast zijn werklustige karakter een geweldige en lieve hond. Ze zitten graag bij je op schoot en het liefst worden ze uren achter elkaar geknuffeld. Daarnaast is deze geweldige hond heel waaks en verdedigt zijn baas en diens eigendommen. De Border Collie behoort tot een van de meest intelligente hondenrassen. Ze leren snel en je kunt ze ook daadwerkelijk alles leren.
Algemene verschijning: De hond in zijn algemene verschijning moet goed geproportioneerd zijn. Het vloeiende silhouet moet kwaliteit, sierlijkheid en fraaie harmonie vertonen, welke de indruk geeft dat het dier een goed uithoudingsvermogen heeft. Iedere neiging naar grofheid of zwakte moet als ongewenst worden aangemerkt.
Hoofd en schedel: Schedel tamelijk breed zonder uitstekende achterhoofdsknobbel. De wangen mogen niet zwaar of bolvormig zijn. De naar de neuspunt versmallende voorsnuit moet matig kort en krachtig zijn. Schedel en voorsnuit zijn bijna even lang. Zwarte neus, behalve wanneer het een bruine hond betreft, dan mag de neuskleur bruin zijn. Goed ontwikkelde neusgaten. Duidelijke stop.
Ogen: De ogen moeten ver uiteen staan en ovaal van vorm, middelmatig groot en bruin van kleur zijn, behalve bij de blue merles, waar een of beide ogen geheel of gedeeltelijk blauw mogen zijn. De uitdrukking moet zacht maar wel levendig zijn, vief en verstandig.
Oren: De oren zijn middelmatig groot en matig dik, ver uit elkaar geplaatst, worden staand of half opgericht gedragen en zijn beweeglijk.
Gebit: De tanden moeten sterk zijn, regelmatig geplaatst en een goed schaargebit vormen; de bovensnijtanden moeten vla over de ondertanden staan; de tanden moeten recht in de kaken staan.
Hals: De hals moet van goede lengte zijn, krachtig en gespierd, iets gebogen en breder wordend naar de schouders.
Voorhand: De voorbenen staan van voren gezien evenwijdig, de middenvoeten staan van terzijde gezien iets schuin naar voren. Het bot moet sterk maar niet zwaar zijn. Schouders goed schuin geplaatst; ellebogen goed aangesloten aan het lichaam.
Lichaam: Atletisch in verschijning, de ribben moeten goed gebogen zijn. De borst moet breed en sterk zijn met brede, gespierde en licht opgetrokken lendenen. Het lichaam iets langer dan de hoogte bij de schouder.
Achterhand: De achterhand moet breed en gespierd zijn; van opzij gezien vloeiend aflopend naar de staartwortel. De dijen moeten lang, diep en gespierd zijn, met goed gebogen knieën en krachtige sprongen, die laag geplaatst zijn. De middenvoeten moeten goede botten hebben en van achteren gezien evenwijdig lopen.
Voeten: Ovaal van vorm, dikke, sterke en goed gevormde voetkussens, tenen gebogen en goed aaneengesloten. Sterke korte nagels.
Gangwerk: De beweging moet vrij, soepel en onvermoeibaar zijn, waarbij de voeten zo laag mogelijk worden opgetild, zo de indruk wekkend dat de hond een grote snelheid kan ontwikkelen en gemakkelijk in sluipgang kan overgaan.
Staart: De staart moet matig lang zijn; de wervels moeten minstens tot de hak reiken en de staart moet laag zijn ingeplant, goed bevederd zijn en in een lichte, opwaartse buiging uitlopen, gracieus de lijn van rug en kruis volgend. In actie mag de staart opgeheven worden, maar hij mag nooit over de rug worden gedragen.
Vacht: Er zijn twee soorten vacht, de ene matig langharig, de andere kortharig. Bij beide moet de bovenvacht dicht en middelmatig dik zijn, de ondervacht kort, zacht en dicht, een goede weerbestendigheid gevend. Bij de matig langharige vachtsoort vormt de overvloedige vacht een kraag, broek en dicht bevederde staart. Op het gezicht, oren, voorbenen (uitgezonderd de bevedering aan de achterzijde hiervan) en onder de spronggewrichten moet het haar kort en glad zijn.
Grootte: De ideale schofthoogte voor reuen is 21 inches (53,34cm). De teven zijn iets kleiner.
Kleur: Alle mogelijke kleurvariaties zijn toegestaan maar het wit mag nooit overheersen. Ze zijn meestal wel zwart/wit/bruin.
Op genetisch vlak zijn volgende kleuren mogelijk: zwart, blauw, bruin, lilac (isabella), blue- merle (merle variant van de zwarte kleur), slate-merle (merle variant van de blauwe kleur), red-merle(merle variant van de bruine kleur), lilac-merle, sable (zwart, bruin, blauw of lilac), sable-merle (zwart, bruin, blauw of lilac), australisch rood, brindle, blond
Drijven
Een van de meest kenmerkende eigenschappen van de border collie is het drijven; de meeste border collies zullen dit gedrag vertonen. Oorspronkelijk gefokt voor het schapendrijven wordt ook nu de border collie nog gefokt op werkvermogen. Veel border collie-eigenaren gebruiken de hond dan ook voor het schapendrijven, maar zijn grote werkvermogen wordt ook vaak ingezet voor andere activiteiten, zoals bijv. behendigheid, flyball of obedience.
In de dagelijkse gang van zaken kan het drijfgedrag van de border collie echter ook een aantal problemen opleveren. Als de hond niet geleerd wordt wat hij wel en wat hij niet mag drijven, gaat hij dat zelf ‘uitvinden’. Meest gehoorde problemen zijn het drijven van andere huisdieren, kinderen, ‘schaduwjagen’ of het afremmen/stoppen van fietsers, joggers of zelfs auto’s. Kortom, geen abnormaal gedrag voor een border collie, maar een kwestie van opvoeden.
Eye, fixeren
De meeste border collies hebben in meer of mindere mate het zgn. ‘eye’, een starende blik waarmee ze de schapen fixeren. Dit gebruikt de border collie om de schapen te laten doen wat hij wil. Hij houdt daarbij zijn kop laag bij de grond, de staart laag en ‘sluipt’ als het ware naar de schapen toe. Dit is de typische werkhouding van de border collie. Vaak wordt deze houding verward met onderdanig gedrag. Vertoont de border dit naar andere honden dan kunnen zij dit gedrag als agressief ervaren.
