Dag Hop
Geplaatst: 24 jan 2012 14:25
Bijna zeven jaar geleden, op een warme avond in juni, hoorde ik een geluidje.
Toen ik op onderzoek uitging hing daar een piepklein kitten van misschien 5 weken in de schutting.
Het was volkomen onduidelijk waar het vandaan kwam, dus het ging mee naar binnen.
En laat zo'n kitten zien aan kinderen en het is beklonken...
Later bleken er nog meer kittens te zijn, van een nest van een verwaarloosde moederpoes die bij een nogal asociaal gezin woonde en daar nooit binnen kwam.
Uiteindelijk haalden we drie van de vier kittens binnen en redden ze zo van een zwervend bestaan.
Twee werden er elders geplaatst. Maar die eerste, die bleef.
We noemden hem Hop Sing. Omdat ie achter iedereen aanjoeg die te dicht bij zijn eten kwam, net als de kok uit Bonanza.
Dat ging trouwens heel snel over toen hij doorhad dat hij een eigen bakje had: Hop was de enige die zoet zat te wachten tot zijn bak gevuld werd en piekerde er niet over van een ander te pikken.
Hop groeide van een ieniemienie katertje tot een forse meneer.
Hij had zo zijn eigen gewoontes en wist wat ie wilde.
En een van die dingen was dat hij veel buiten was.
Buiten geboren, buiten voor een deel opgegroeid, en buiten was zijn plek. De voortuin was zijn domein.
Hij was de baas over de honden en de katten en alleen voor oude Jonas had hij respect.
Hop was een weerkat, aan hem kon je zien wat er te verwachten was.
's Zomers bleef hij soms een hele dag weg. Hij zit weer in de kroeg, zeiden we dan.
Was ie binnen, dan kwam er regen. En als hij niet naar binnen wilde, werd en bleef het zacht weer.
En zo lag hij de afgelopen tijd veel in zijn mandje hier op tafel, want het was hem veel te nat. Als je hem aaide pakte hij je hand en likte hij die helemaal af. En verder lag hij lui te snurken. Alleen 's nachts was ie af en toe een uurtje buiten.
Maar 's ochtends zat hij onder de erker aan de voorkant te wachten tot het ontbijt werd geserveerd.
Vanmorgen was hij daar niet.
Maar het was mooi weer. Hij zit nog in de kroeg, dacht ik.
Maar een uurtje geleden belde er een buurvrouw aan. Of wij een rode kater hadden. Want er lag er een verderop, in de bocht. Aangereden. In dat kleine, rustige straatje hier. Iemand moet daar gevaarlijk hard door die bocht zijn gescheurd.
En het was inderdaad Hop. Dood. Er is niets aan hem te zien, alleen wat bloed uit zijn bekje.
Verder ziet hij er prachtig uit, zoals altijd.
Dag Hop. Dag kleine mandendief. Dag hondenmepper. Dag heerlijk ventje.
Bijna zeven jaar hebben we van je genoten, van je streken, je hooghartige blik en je liefde.
We zullen je vreselijk missen.



Toen ik op onderzoek uitging hing daar een piepklein kitten van misschien 5 weken in de schutting.
Het was volkomen onduidelijk waar het vandaan kwam, dus het ging mee naar binnen.
En laat zo'n kitten zien aan kinderen en het is beklonken...
Later bleken er nog meer kittens te zijn, van een nest van een verwaarloosde moederpoes die bij een nogal asociaal gezin woonde en daar nooit binnen kwam.
Uiteindelijk haalden we drie van de vier kittens binnen en redden ze zo van een zwervend bestaan.
Twee werden er elders geplaatst. Maar die eerste, die bleef.
We noemden hem Hop Sing. Omdat ie achter iedereen aanjoeg die te dicht bij zijn eten kwam, net als de kok uit Bonanza.
Dat ging trouwens heel snel over toen hij doorhad dat hij een eigen bakje had: Hop was de enige die zoet zat te wachten tot zijn bak gevuld werd en piekerde er niet over van een ander te pikken.
Hop groeide van een ieniemienie katertje tot een forse meneer.
Hij had zo zijn eigen gewoontes en wist wat ie wilde.
En een van die dingen was dat hij veel buiten was.
Buiten geboren, buiten voor een deel opgegroeid, en buiten was zijn plek. De voortuin was zijn domein.
Hij was de baas over de honden en de katten en alleen voor oude Jonas had hij respect.
Hop was een weerkat, aan hem kon je zien wat er te verwachten was.
's Zomers bleef hij soms een hele dag weg. Hij zit weer in de kroeg, zeiden we dan.
Was ie binnen, dan kwam er regen. En als hij niet naar binnen wilde, werd en bleef het zacht weer.
En zo lag hij de afgelopen tijd veel in zijn mandje hier op tafel, want het was hem veel te nat. Als je hem aaide pakte hij je hand en likte hij die helemaal af. En verder lag hij lui te snurken. Alleen 's nachts was ie af en toe een uurtje buiten.
Maar 's ochtends zat hij onder de erker aan de voorkant te wachten tot het ontbijt werd geserveerd.
Vanmorgen was hij daar niet.
Maar het was mooi weer. Hij zit nog in de kroeg, dacht ik.
Maar een uurtje geleden belde er een buurvrouw aan. Of wij een rode kater hadden. Want er lag er een verderop, in de bocht. Aangereden. In dat kleine, rustige straatje hier. Iemand moet daar gevaarlijk hard door die bocht zijn gescheurd.
En het was inderdaad Hop. Dood. Er is niets aan hem te zien, alleen wat bloed uit zijn bekje.
Verder ziet hij er prachtig uit, zoals altijd.
Dag Hop. Dag kleine mandendief. Dag hondenmepper. Dag heerlijk ventje.
Bijna zeven jaar hebben we van je genoten, van je streken, je hooghartige blik en je liefde.
We zullen je vreselijk missen.


